“De arbeidstoeleiding van statushouders is een complex proces”

08-07-2022

Meer nieuwkomers aan het werk! Met dat doel voor ogen zette Instituut Gak in 2018 het programma ‘Een nieuw bestaan, een nieuwe baan’ op. Regioplan deed onderzoek naar dit onlangs afgeronde subsidieprogramma. Wat zijn de belangrijkste lessons learned als het gaat om het verbeteren van de kansen op werk voor nieuwkomers?

Nieuwkomers die de vluchtelingstatus krijgen, mogen in Nederland werken. Toch lukt het slechts een beperkt deel van de nieuwkomers om daadwerkelijk betaald werk te vinden, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Om meer statushouders naar werk of een opleiding te begeleiden, startte Instituut Gak in 2018 het subsidieprogramma ‘Een nieuw bestaan, een nieuwe baan’. Welke lessen kunnen we daar tot nog toe uit trekken?

Om die vraag te beantwoorden onderzocht Regioplan de ruim dertig projecten die binnen programma van start gingen, vertelt onderzoeker Laura Buimer. “De afgelopen drie jaar hebben we de 31 projecten intensief gevolgd. Hoe waren die projecten ingericht? Wat leverden ze concreet op? En wat waren precies de werkzame elementen?”

Arbeidsfit

Om met die opbrengsten te beginnen: overall hebben de projecten zeker bijgedragen aan het ‘arbeidsfit’ maken van deelnemers, schetst Laura. “Deelnemers zijn over het algemeen positief over de projecten. Via de projecten hebben ze allerlei nuttige vaardigheden opgedaan, zoals taalvaardigheden, werknemersvaardigheden, zelfinzicht en zelfvertrouwen. Ook hebben ze beter inzicht in de Nederlandse arbeidsmarkt en het opleidingssysteem én hebben ze dankzij hun deelname vaak hun netwerk kunnen uitbreiden.”

Al met al hebben veel deelnemers een flinke stap gezet richting betaald werk, al bleef de daadwerkelijke uitstroom doorgaans achter bij de doelstellingen. Laura: “Uiteindelijk vond één op de vijf statushouders aan het einde van het programma betaald werk. Bovendien vond 8 procent dankzij het programma een passende opleiding.”

Aandacht voor werkgevers

Sowieso ‘scoorde’ het ene project beter dan het andere, constateren de onderzoekers. “Zo bleken projecten succesvoller als er ook aandacht was voor de werkgeverskant. Veel projecten focusten zich met name op de statushouders zelf en op het ‘arbeidsfit’ worden. Pas na afloop van het traject werd er vervolgens gekeken bij welke werkgevers de statushouders wellicht terecht zouden kunnen, waardoor de kans op een succesvolle match vaak afnam. Deelnemers verdwenen dan soms al uit beeld voordat er een succesvolle match was gemaakt.”

“Je ziet dat projecten die partijen actief aan elkaar koppelden, beter scoorden. Ook hoog scoorden twee sectorale projecten, die zich richtten op een specifieke beroepsgroep en die werden opgezet in samenwerking met werkgevers. Onze aanbeveling is dan ook om werkgevers eerder in het traject te betrekken, zodat er al vroegtijdig contact is en beide partijen een vertrouwensband met elkaar kunnen opbouwen.”

Mentale gezondheid

Verder zouden projecten volgens de onderzoekers meer aandacht moeten besteden aan de mentale gezondheid van deelnemende statushouders, schetst Laura. “Uit verschillende onderzoeken blijkt dat statushouders relatief vaak kampen met mentale gezondheidsproblemen. Veel projecten gebruikten mentale gezondheid als een selectiecriterium, omdat ze verwachtten dat ze deelnemers met mentale problemen niet de juiste begeleiding zouden kunnen bieden.”

“In de praktijk bleken statushouders met mentale problemen echter tóch in te stromen, simpelweg omdat er aan de voorkant te weinig zicht was op die problemen. Ons advies luidt daarom om meer aandacht te geven aan mentale gezondheid, zodat mentale problemen tijdig gesignaleerd kunnen worden. Op die manier kunnen deze mensen naar de juiste instanties worden doorverwezen óf binnen het project de juiste ondersteuning krijgen.”

Meer aandacht voor vrouwelijke statushouders

Verder concluderen de onderzoekers dat vrouwelijke statushouders minder vaak passend werk vinden dan mannen, maar wél vaker een opleiding. En dat is opvallend, vertelt Laura. “Juist de mannen zijn in hun land van herkomst namelijk vaker laagopgeleid. We concludeerden dat vrouwelijke statushouders vaker specifieke obstakels ervaren. Zo zijn ze doorgaans minder goed in beeld bij de gemeente, waardoor ze ook minder begeleiding ontvangen. Ook hebben ze vaak meer zorgtaken – in het huishouden en qua opvoeding – en is het lastig om kinderopvang te regelen. Daardoor zijn ze onder de streep minder beschikbaar voor werk.”

“Ons advies luidt dan ook om binnen projecten meer aandacht te besteden aan deze bijzondere positie; de arbeidsbemiddeling van vrouwen verdient een specifieke aanpak.”

Complex proces

De ‘arbeidstoeleiding’ van statushouders is al met al een complex proces, benadrukt Laura. “Goede ondersteuning is hierbij erg belangrijk. Tegelijkertijd hebben we gezien dat gemeenten in de onderzochte periode niet altijd de middelen en mogelijkheden hadden om goede, op maat gesneden ondersteuning te bieden. Initiatieven vanuit maatschappelijke organisaties die dichter bij de doelgroep staan kunnen er – zo blijkt uit deze evaluatie – voor zorgen dat méér statushouders een plek vinden op de arbeidsmarkt.”

Meer weten?

In het eindrapport lees je meer over de achtergronden en conclusies van ons onderzoek. Van het rapport is een ook een kortere publieksversie beschikbaar.