Hoe heeft het sociaal domein zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

23-10-2019

In een drieluik publiceren we de antwoorden op de centrale onderzoeksvragen van ons onderzoek naar de arbeidsmarkt van het sociaal domein op onze website. De eerste vraag waar we op ingaan: hoe heeft het sociaal domein zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

Onzekerheid door veranderingen in inrichting sociaal domein

Met de decentralisaties van de Wmo, de Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet zijn de gemeentelijke taken, gericht op de kwetsbare burger, uitgegroeid tot een substantieel cluster. Dit cluster wordt wel aangeduid als ‘sociaal domein’. Het bestaat uit bovengenoemde nieuwe taken, plus taken die al daarvoor tot het gemeentelijke takenpakket behoorden. Voorbeelden  van die ‘oude’ taken zijn de zorg voor passend onderwijs (in samenwerking met onderwijsinstellingen), welzijn, schuldhulpverlening en de (bijzondere) bijstand. De ‘nieuwigheid’ van (onderdelen van) dit cluster ging gepaard met veel onzekerheid. Dat gold zowel voor de burger/cliënt als voor gemeenten en de aanbieders van zorg en ondersteuning. Het is nog steeds zoeken naar de beste uitvoeringsmodaliteiten.

Uiteenlopende keuzes gemeenten

De uitbreiding van het gemeentelijke takenpakket is gepaard gegaan met (soms forse) bezuinigingen. Ze hebben geleid tot een sterkere focus op een doelmatige uitvoering van de taken in het sociaal domein. Als gezamenlijke verantwoordelijken voor de zorg en ondersteuning aan kwetsbare burgers hebben gemeenten en aanbieders elkaar steeds beter weten te vinden. Gemeenten in de rol als (lokale en regionale) opdrachtgevers en aanbieders als opdrachtnemers. Hun verhouding is echter nog verre van uitgekristalliseerd. Het sociaal domein is nog volop in ontwikkeling. Gemeenten maken uiteenlopende keuzes op het brede spectrum van zelf doen en uitbesteden. Waar bijvoorbeeld de ene gemeente kiest voor vergaande protocollering van de (toewijzing van) zorg en ondersteuning, kiest de andere gemeente er juist voor om de professional (en de burger) zo veel mogelijk vrij te laten in zijn/haar handelen.
Die verschillende keuzes leiden tot verschillende reacties van zorgaanbieders. Een belangrijke generieke ontwikkeling is echter een toenemende nadruk op samenwerking. Samenwerking tussen gemeente en aanbieder, met collega-aanbieders, met aanbieders in aanpalende sectoren, met organisaties en instellingen in de sociale basis-infrastructuur en niet in de laatste plaats met de burger en diens vertegenwoordigers.

Het sociaal domein kent vele gezichten

De uitgaven in het sociaal domein zijn in menig gemeente de grootste post op de begroting geworden. Daarmee heeft het sociaal domein er voor de aanbieders een politiek bestuurlijke dimensie bij gekregen. Voorheen had het vooral een zorginhoudelijke dimensie. De overheid was verantwoordelijk voor de inrichting van het zorgstelsel. De aanbieder was verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. Er was dus sprake van onderscheiden verantwoordelijkheden. Nu is een tendens waarneembaar dat die verantwoordelijkheden naar elkaar toegroeien. De kwaliteit van zorg is mede afhankelijk van de inrichting van het stelsel en andersom. Het gaat hier weliswaar om nog prille ontwikkelingen, maar aanbieders moeten wel degelijk rekening houden met die verschillende dimensies van het stelsel. Zij moeten er mee om kunnen gaan en hun bedrijfsstrategie erop afstemmen. Het sociaal domein kent met andere woorden niet één gezicht, maar meerdere gezichten, waarvan de mimiek met enige regelmaat kan veranderen.

Onderzoek arbeidsmarkt van het sociaal domein

Naar aanleiding van ons onderzoek naar de arbeidsmarkt van het sociaal domein geven we in een drieluik antwoord op de centrale onderzoeksvragen. Andere vragen waar we op ingaan zijn: 1. Hoe heeft het sociaal domein zich de afgelopen jaren ontwikkeld? 2. Hoe ziet het sociaal domein er nu uit? 3. Wat zijn de gevolgen van de verschillende inrichtingsvormen voor de arbeidsmarkt?

Het rapport en een samenvattende factsheet vindt u op de website van het AZW-programma. De antwoorden op de centrale onderzoeksvragen zijn uiteraard ook te lezen in het rapport (eerste hoofdstuk).