(Percepties van) slachtoffers van seksueel geweld
25-11-2021Er is in Nederland steeds meer aandacht voor seksueel geweld. Een belangrijk onderdeel daarvan is de empathische omgang met slachtoffers zodat zij zich daadwerkelijk gesteund voelen in de nasleep van hun slachtofferschap. Beleidsmakers en professionals spelen hier een belangrijke rol in. Vooraannames over hoe ‘legitieme’ slachtoffers en ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld eruitziet leiden echter mogelijk tot reacties die niet aansluiten op de behoeften van slachtoffers of zelfs een negatieve impact hebben op hun verwerkingsproces. Op basis van mijn promotieonderzoek naar reacties op slachtoffers van seksueel geweld geef ik enkele aandachtspunten mee voor (de uitvoering van) lokaal beleid om recht te (blijven) doen aan slachtoffers.
Het ideale slachtoffer en verkrachtingsscripts
Het delen van een ervaring van seksueel geweld levert niet per definitie sympathieke reacties op, of zelfs een erkenning van slachtofferschap. De juridische definitie van slachtoffer mag dan berusten op het ondervinden van nadeel als gevolg van een misdrijf, voor de sociale erkenning van iemand als ‘legitiem’ of ‘onschuldig’ slachtoffer is vaak meer nodig.
Kritisch criminoloog Nils Christie gebruikte in 1986 de term ‘ideaal slachtoffer’ om te verwijzen naar een persoon of categorie personen die het meest kan rekenen op het label “slachtoffer” bij het meemaken van een misdrijf, en daarmee op bepaalde rechten, steun en empathie. Het ideale slachtoffer voldoet volgens Christie aan een aantal criteria. Hij beschrijft dat het ideale slachtoffer als iemand die zwak is en zich ten tijde van het misdrijf bezighoudt met een legitieme activiteit op een plek waar niemand haar van kan verwijten. Het slachtoffer vormt een sterk contrast met een sterke en kwaadaardige dader, die verder geen relatie tot het slachtoffer heeft. Hoewel het niet expliciet deel uitmaakt van Christies opsomming van criteria, beschrijft hij het ideale slachtoffer in de regel als een vrouw.
Wanneer we denken aan het ‘ideale slachtoffer van seksueel geweld’ geven verkrachtingsscripts en -mythes vorm aan de bovenstaande criteria. Het ‘real rape script’ beschrijft bijvoorbeeld het stereotiepe scenario dat mensen geneigd zijn zich in te beelden wanneer zij denken aan een ‘echte’ verkrachting. Het script omvat een jonge vrouw die slachtoffer wordt in de openbare ruimte, van een onbekende dader die haar onverwachts bespringt. De dader gebruikt of dreigt daarbij met excessief geweld terwijl het slachtoffer alsnog (onsuccesvol) weerstand probeert te bieden. Verkrachtingsmythes – wijdverspreide maar vaak valse overtuigingen – beperken sterk wat als echte verkrachting en echt slachtofferschap gezien wordt: vrouwen ‘vragen erom’ (en zijn dus niet volkomen onschuldige slachtoffers) wanneer zij schaars gekleed zijn, alcohol hebben gedronken, in eerste instantie bereid waren tot zoenen of andere seksuele handelingen, of een promiscue seksuele reputatie hebben. Daarnaast liegen zij vaak over seksueel geweld, bijvoorbeeld uit wraak of om hun eigen losbandigheid te verhullen. Mannen zijn per definitie geen ideale slachtoffers, en al helemaal geen ideale slachtoffers van seksueel geweld. Stereotypische mannelijkheid – wat gepaard gaat met associaties van kracht – is in strijd met ideaaltypisch slachtofferschap, wat gepaard gaat met zwakte. Daarnaast stellen verkrachtingsmythes over mannen dat zij altijd bereid zijn tot seks, en dat zij in staat zijn weerstand te bieden wanneer zij écht geen seks willen. Kortgezegd, ‘echte’ mannen kunnen niet verkracht worden. In deze verkrachtingsmythes zien we een duidelijk ‘gendered’ patroon: vrouwen zijn verantwoordelijk voor hun verkrachting en (‘echte’) mannen kunnen geen slachtoffer worden van seksueel geweld.
Gevolgen voor slachtoffers
Stereotypen en scripts doen de complexiteit van de werkelijkheid per definitie tekort. We weten allang uit onderzoek dat het overgrote merendeel van verkrachtingsslachtoffers de dader kende, dat ook mannen (en transgenders) seksueel geweld meemaken, dat veel slachtoffers bevriezen in plaats van vechten of rennen, dat valse aangiften naar verwachting een klein deel van het totaal uitmaken, en dat verkrachting daarnaast één van de meest ondergerapporteerde delicten is.
Toch zijn stereotypen en scripts hardnekkig. Een stereotype is een ‘vaststaand beeld’, waardoor de bewegingsruimte van degene die gestereotypeerd wordt zeer beperkt is. Het woord ‘script’ wordt veelal gebruikt in de film- en theaterwereld. Ook daar is het meestal niet de bedoeling dat acteurs veel van de voorgeschreven regels (tekst) afwijken. Het vasthouden aan stereotypen en scripts kan daarom verscheidene negatieve gevolgen hebben voor mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld.
Ten eerste kunnen mensen die een vorm van seksueel geweld meemaken zich meten aan de stereotypische maatstaven en besluiten dat de ervaring niet mag gelden als ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld en/of dat zijzelf niet passen in de mal van legitiem slachtoffer. Een gevolg daarvan kan zijn dat zij geen hulp zoeken terwijl zij dat nodig hebben, en geen aangifte doen.
Ook wanneer slachtoffers van seksueel geweld zichzelf als zodanig herkennen, biedt dat geen garantie dat hun sociale omgeving er zo over denkt. De ontkenning van slachtofferschap is één mogelijke negatieve reactie van de sociale omgeving. Het verhaal van slachtofferschap kan door iemand anders bijvoorbeeld omgevormd worden tot een ongemakkelijke date, tot een geval van miscommunicatie tussen beide partijen, of zelfs tot een leugen van het slachtoffer. Andere reacties kunnen bestaan uit een aanvaarding van slachtofferschap, maar bijvoorbeeld toch de schuld neerleggen bij het slachtoffer – het zogenoemde ‘victim blaming’ –, afstand scheppen tot het slachtoffer, of het leed van het slachtoffer bagatelliseren. Verschillende experimentele onderzoeken tonen aan dat slachtoffers die niet aan de verwachting van het ideale slachtoffer (van seksueel geweld) voldoen, bijvoorbeeld omdat zij geen weerstand boden, de dader kennen en/of uit vrije wil mee naar huis gingen, alcohol dronken, of naderhand (bv. in de rechtszaal) boos reageren in plaats van verdrietig, te maken krijgen met negatievere reacties van derden dan slachtoffers die wel (of meer) aan het ideaaltype voldoen.
Afgaand op het bovenstaande lijkt het of beantwoording aan het stereotype de gewenste uitkomst biedt. Toch levert dat ook niet altijd de door het slachtoffer gewenste reacties op van de sociale omgeving. Het label ‘slachtoffer’ wordt naast onschuld ook geassocieerd met zwakte: een kenmerk waar niet alle slachtoffers zich in herkennen of geassocieerd mee willen worden. Mede hierom is de term ‘survivor’ in het leven geroepen, wat de nadruk meer op kracht dient te leggen. Het stereotype kan ook op een andere manier belemmerend werken voor mensen die eraan voldoen. Van jonge vrouwen – in tegenstelling tot jonge mannen – wordt verwacht dat zij zich op manieren gedragen die het risico op verkrachting zoveel mogelijk beperken, juist omdat zij in grotere mate voldoen aan het beeld van het typische slachtoffer. Op die manier krijgen jonge vrouwen in sociale en seksuele situaties minder ruimte om (‘juist’) te handelen.
Het is, toegegeven, makkelijker gezegd dan gedaan, maar wanneer zowel het voldoen aan als het afwijken van een stereotype tot negatieve gevolgen kan leiden, is de beste oplossing waarschijnlijk om zoveel mogelijk van het stereotype af te stappen.
Wat betekent dit voor jouw aanpak?
Een zorgvuldige omgang met slachtoffers vraagt om een aanpak waarin ruimte is voor de werkelijke diversiteit onder slachtoffers in plaats van een aanpak ingericht op een stereotiep beeld van slachtoffers. Dat kun je onder meer doen door:
- na te gaan welke voorbeelden en welk taalgebruik je hanteert in beleidsnota’s over seksueel geweld, en te zorgen dat deze zo nodig inclusiever worden;
- te erkennen dat hulpbehoeften van slachtoffers kunnen verschillen, uit te vragen wat de hulpbehoefte is van diverse slachtoffers (bv. mannelijke slachtoffers) als je dit niet inzichtelijk hebt, en vervolgens na te gaan of het huidige hulpaanbod daaraan voldoet;
- trainingen te faciliteren voor professionals;
- data te verzamelen zodat beter inzicht mogelijk is in verschillende vormen (seksueel) slachtofferschap;
- informatiecampagnes te gebruiken waarin een breder beeld van mogelijke slachtoffers geschetst wordt, zodat meer slachtoffers zich aangesproken voelen en om hulp durven te vragen.
Tot slot duiden de bovenstaande bevindingen niet alleen op het belang van inzet op de curatieve kant (zorgvuldige omgang met slachtoffers) maar ook van inzet op de preventieve kant. Door onderwijs over onder meer gender, (seksueel) geweld, en beeldvorming, verbeteren we hopelijk niet alleen omgang met slachtoffers, maar bestrijden we ook seksueel geweld zelf.