Werkveld: Onderwijs
Flankerend onderzoek SIOF primair onderwijs
Regioplan en Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) voerden een flankerend onderzoek uit naar de inzet van de Schoolleiders Innovatie Ontwikkelfonds (SIOF) beurs. Deze beurs is uitgekeerd aan 26 schoolleiders in het primair onderwijs om innovaties rondom anders organiseren aan te jagen.
De beurs blijkt een belangrijk vliegwiel, maar niet noodzakelijk om met innovaties te starten. De middelen zijn vooral geïnvesteerd in tijd voor samenwerken aan onderwijsvernieuwing.
Draagvlak creëren door teamleden voldoende te betrekken bij keuzes en gezamenlijk in gesprek te blijven, blijkt een belangrijke succesfactor, net als een inspirerende en bevlogen schoolleider. Daarnaast heeft de schoolleider een belangrijke rol in het creëren van een veilige sfeer waarin fouten gemaakt mogen worden en het zorgen voor vertrouwen in het team.
Tot slot blijkt het leren van andere scholen die werken aan anders organiseren belangrijk. De coronapandemie heeft dit leren in sommige gevallen beperkt en ook invloed gehad op de uitvoering in de klas.
Evaluatie projectsubsidie Onderwijsconsulenten
Wanneer ouders, scholen en samenwerkingsverbanden er niet samen uitkomen bij het vinden van een passende onderwijsplek voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte kunnen zij een beroep doen op een onderwijsconsulent. Het ministerie van OCW heeft ons, mede namens het ministerie van VWS, gevraagd om een evaluatie uit te voeren van de projectsubsidie die Onderwijsconsulenten ontvangt.
Doel onderzoek
Met dit onderzoek wil het ministerie inzicht krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van Onderwijsconsulenten, voorwaarden voor de toekomstige rol van Onderwijsconsulenten verkennen en bekijken welke bekostigingsvorm vanaf 2024 passend zou zijn.
Methode
Interviews OCW en VWS
Tijdens de interviews met beleidsmakers van OCW en VWS hebben we gesproken over recente ontwik-kelingen met betrekking tot de verbeterpunten uit de vorige evaluatie, hoe de beleidsmedewerkers de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inzet van consulenten inschatten en welke ideeën er bij de ministeries leven ten aanzien van de toekomst van de consulenten.
Gesprekken met directeur en bedrijfsvoering van Onderwijsconsulenten
Deze gesprekken waren bedoeld om een beeld te krijgen van:
- de belangrijkste ontwikkelingen sinds de vorige evaluatie;
- de aanpak van de aanbevelingen uit de vorige evaluatie, eventuele wijzigingen daarin en wat ermee bereikt is;
- aspecten rondom doeltreffendheid (doelbereik, werkzame elementen, invulling van de kwaliteitszorg, samenwerking met andere relevante partijen als samenwerkingsverbanden, Gedragswerk en landelijke stakeholders);
- aspecten rondom doelmatigheid (doelrealisatie, beoordeling van doelmatigheid en wijze waarop deze beoordeling tot stand komt, sturing op bedrijfsvoering);
- de toekomstige inzet van consulenten (invulling van de toekomstige rol, plaats in het stelsel, verbeterpunten, visie op de sturingsrelatie met OCW en VWS).
Deskresearch en bestandsanalyse
Voor de deskresearch hebben we gebruikgemaakt van aangeleverde documenten van Onderwijsconsulenten waaronder jaarverslagen, statistische gegevens en het activiteitenplan en openbare bronnen als de website van Onderwijsconsulenten.
Interviews met landelijke stakeholders
Om ons perspectief op Onderwijsconsulenten te verbreden, hebben we digitale interviews gehouden met vertegenwoordigers van landelijke stakeholders, dit waren Gedragswerk, Ingrado, vereniging Balans, Ouders & Onderwijs, NJi, de PO-Raad, de VO-raad en de sectorraad samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs.
Zes casussen in de regio
Om een beeld te krijgen van de ervaringen bij de inzet van consulenten in de praktijk hebben we zes regionale casussen uitgediept met elk drie tot vier digitale interviews. De interviews werden gehouden met:
Reflectiesessie
Na het afronden van alle interviews met stakeholders en casussen hebben we een digitale reflectiesessie georganiseerd met als doel tot breed gedragen conclusies en verbeterpunten te komen. Bij de sessie waren, naast vertegenwoordigers van Onderwijsconsulenten, OCW en VWS, vertegenwoordigers van Ouders & Onderwijs, Balans, Gedragswerk en de VO-raad aanwezig.
Meer informatie? Lees de bevindingen uit het onderzoeksrapport of neem contact op met Jacob van der Wel.
Evaluatie projectsubsidie NJi
Het NJi heeft in de periode 2017 tot en met 2021 jaarlijkse projectsubsidies ontvangen van het ministerie van OCW. Het ministerie van OCWS heeft ons gevraagd om de doelmatigheid van de besteding van het subsidiebedrag te evalueren.
In de periode 2017 tot en met 2021 heeft het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) jaarlijkse projectsubsidies ontvangen van het ministerie van OCW voor het verbeteren van de samenwerking tussen het onderwijs- en jeugddomein door middel van het ontwikkelen van een kennisinfrastructuur op / tussen deze domeinen.
Het doel van het onderzoek is om de doelmatigheid van de besteding van het subsidiebedrag te evalueren. Daarnaast geven we aanbevelingen voor het monitoren van de doelmatigheid van een eventuele instellingssubsidie.
De subsidie
Aanvankelijk was de projectsubsidie onderdeel van de implementatie van passend onderwijs, waarbij het doel was het ondersteunen van de verbinding tussen passend onderwijs en de jeugdzorg door middel van kennis. In de loop der jaren is de focus van de kennisrol van het NJi binnen het kader van deze projectsubsidie verbreed naar samenwerkings- en aansluitingsvraagstukken tussen het onderwijs- en het jeugdveld.
Bij het uitvoeren van het onderzoek was het NJi als subsidieontvanger en het OCW (samen met VWS) als subsidieverstrekker nauw betrokken. Daarnaast is er een enquête uitgezet onder stakeholders. Met enkele stakeholders hebben we daarnaast verdiepende interviews gevoerd. Naast een algemeen beeld van de opbrengsten van de kennisactiviteiten van het NJi, vroegen we ook naar de lessen die er uit de praktijk van de afgelopen periode getrokken kunnen worden.
Meer informatie? In het onderzoeksrapport rapporteren we de belangrijkste kernbevindingen van de evaluatie en schetsen we op basis daarvan enkele toekomstscenario’s voor het vervolg van de subsidieopdracht. Lees het onderzoeksrapport hier of neem contact op met onderzoeker Suna Duysak voor meer informatie.
Evaluatie vsv-programma 2020-2024 regio Achterhoek
In het regionale vsv-programma 2020-2024 heeft de regio Achterhoek extra maatregelen opgenomen om voortijdig schoolverlaten te voorkomen. Hoewel de regio al veel inzet op het voorkomen van voortijdige schooluitval, wil de regio in de periode 2020-2024 een verdiepingsslag maken. Op verzoek van de VSV-programmagroep hebben wij een tussentijdse evaluatie van het vsv-programma uitgevoerd.
Aanpak
Concreet omvatte de evaluatie het volgende:
- een inventarisatie van de huidige stand van zaken (maatregelen en resultaten), resulterend in een effectiviteitsanalyse;
- een visie op verbetermogelijkheden van de huidige maatregelen;
- een uitwerking van die visie in een aantal concrete verbetermaatregelen en acties binnen de huidige maatregelen.
Voor het onderzoek hebben we een deskresearch uitgevoerd van feiten en cijfers over schoolverzuim, voortijdig schooluitval en jongeren in een kwetsbare positie in de Achterhoek. We hebben ons hierbij gebaseerd op relevante beleidsdocumenten, jaarverslagen en data die de RMC-regio met ons heeft gedeeld. Vervolgens hebben we verdiepende interviews gevoerd met de betrokken uitvoerders binnen het programmaplan. Het doel van de gesprekken was om een preciezer beeld te krijgen van de gemaakte keuzes in de uitvoering van de vsv-maatregelen en de (gepercipieerde) opbrengsten van de inzet. Daarbij was het uitgangspunt hoe de betrokken partijen hun inzet relateren aan de opbrengsten en doelen van de specifieke maatregelen. In de laatste fase van het onderzoek hebben we een werksessie georganiseerd met de vsv-programma-groep. In de sessie is gereflecteerd op de voorlopige bevindingen van het onderzoek en hebben we de aanbevelingen verder geconcretiseerd.
Aanbevelingen
Hoewel het aantal vsv’ers in de Achterhoek relatief laag is, zien betrokken partijen ruimte voor verbetering. De Achterhoek heeft veel verschillende activiteiten en voorzieningen om voortijdig schoolverlaten terug te dringen, zowel in het mbo als in het vo. Uit de verdiepende gesprekken kwam naar voren dat de betrokken partijen over het algemeen heel tevreden zijn met de activiteiten en voorzieningen die zij bieden om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. Ook zien zij het belang van de activiteiten die gedaan worden. Het cijfermatige beeld waaruit die effectiviteit blijkt ontbreekt echter nog. Door de effectiviteit in kaart te brengen kan de regio hun aanpak hard maken bij bestuurders en mogelijk ook structurelere financiële middelen generen. Door de effectiviteit in kaart te brengen kan er ook meer focus gekozen worden en verbeterd worden wat écht werkt. Volgens de vsv-programmagroep zit de winst in het streven naar een grotere gedeelde verantwoordelijkheid. VSV voorkomen en proberen te verlagen (of laag te houden) is een gezamenlijke opdracht voor de betrokken partijen. Hoe kunnen we dit als concreet doel of actie verwoorden? Hoe kunnen we elkaar hierin ondersteunen?
Op basis van de verzamelde inzichten zijn vier verbetermaatregelen uitgewerkt om het huidige vsv-programmaplan door te ontwikkelen:
Maatregel 1: Structurele middelen genereren voor dat wat werkt
Maatregel 2: De effectiviteit beter inzichtelijk maken
Maatregel 3: Leerlingen (nog) beter ondersteunen bij het maken van een studiekeuze
Maatregel 4: Nog meer richten op preventie
Meer informatie? Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Suna Duysak.
RMC-aanpak verzuim 18+ en monitoring van jongeren in een kwetsbare positie (JIKP)
Door de medewerkers van de verschillende Regionale Meld- en Coördinatiefunctieregio’s (RMC-(sub)regio’s) wordt op uiteenlopende manieren gewerkt aan het voorkomen en terugdringen van voortijdige schooluitval. Ingrado heeft ons gevraagd een verkennend onderzoek uit te voeren dat voorziet in een overkoepelend inzicht in de wijze waarop de RMC-(sub)regio’s werken aan hun verzuim 18+- en JIKP-aanpak en tevens inzicht geeft in mogelijkheden om de huidige invulling te verbeteren.
Onderzoeksmethode
Om te komen tot een overkoepelend inzicht van de verzuim 18+ en JIKP-aanpak van de verschillende regio’s is op verschillende manieren data verzameld. De onderzoeksaanpak bestond grofweg uit drie fases:
Fase 1: online quicksan onder RMC-coördinatoren van de verschillende RMC-(sub)regio’s;
Fase 2: verdiepende kwalitatieve interview met RMC-coördinatoren;
Fase 3: werksessie met RMC-coördinatoren en Ingrado.
Algemene conclusies
RMC-aanpak Verzuim 18+
In algemene zin kunnen we concluderen dat de invulling van de verzuimaanpak 18+ een stuk eenduidiger gaat dan de invulling van de monitoringstaak voor JIKP. Uit de gesprekken blijkt dat de RMC-coördinatoren een duidelijke visie hebben over hoe (en door wie) verzuim 18+ aangepakt moet worden. Het is duidelijk wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn bij het voorkomen en verminderen van verzuim 18+. Ze zijn daarnaast beter bekend en meer ingebed in het verzuimnetwerk (leerplicht en onderwijs) en weten welke lijnen en middelen ze kunnen inzetten om kwesties rondom verzuim op te lossen. Hoewel in de RMC-(sub)regio’s de invulling van de aanpak divers wordt vormgegeven, is er wel een gemeenschappelijke lijn te herkennen. Alle regio’s werken vanuit een preventief kader aan verzuim 18+ en proberen waar mogelijk aan te sluiten op de verzuimaanpak van leerplicht (verzuim 18-). Een al bestaande nauwe samenwerking met leerplicht en het onderwijs en de landelijke campagnes van Ingrado over de RMC-routekaart en de aandacht voor ‘aanwezigheid’ in plaats van verzuim, dragen volgens de RMC-coördinatoren bij aan een meer gemeenschappelijke (landelijke) invulling van verzuim 18+.
Monitoringstaak JIKP
De mate waarin RMC-regio’s verschillen in hoe ze hun monitoringstaak voor JIKP invullen is een stuk groter dan de regionale verschillen voor verzuim 18+. Sommige regio’s monitoren en signaleren alleen in cijfers en hebben een bescheiden rol in de uitvoering van de vervolgacties, andere regio’s zoeken actief de samenwerking op binnen het jeugdveld en het onderwijs om JIKP meer hands-on te begeleiden. De RMC-medewerkers moeten zich voor de aanpak voor JIKP navigeren door een netwerk waarin ze relatief minder bekend zijn (dan het onderwijs). De rol (toegevoegde waarde) van de RMC in de monitoring van JIKP is voor sommige RMC-coördinatoren en voor de ketenpartners niet altijd evident. De onderliggende redenen voor deze onduidelijkheid zijn onder meer het ontbreken van gezamenlijke doelstellingen en financiering voor de monitoring van JIKP en het ontbreken van een eenduidige definitie voor JIKP/ kwetsbare jongeren binnen de keten.
Aanbevelingen
Het is bijzonder dat de RMC-(sub)regio’s een beter beeld hebben van hun taken en verantwoordelijkheden als het gaat om het verminderen van verzuim 18+ en juist minder als gaat om het monitoren van JIKP. Dit is bijzonder omdat er geen wetgeving is over de invulling van de aanpak van verzuim 18+ maar wel over de monitoringstaak van JIKP. Op basis van de bevindingen hebben we Ingrado aangeraden om aan de slag te gaan met de volgende punten:
- Werk samen met de MBO Raad aan het versterken en verbeteren van een eenduidig verzuimbeleid op mbo-instellingen (waarin een eenduidige lijn wordt getrokken tussen de aanpak van verzuim 18 min en verzuim 18 plus).
- Communiceer de onduidelijkheden over de monitoringstaak van JIKP aan het ministerie van OCW.
- Stel een handreiking op over de doelgroep JIKP om te komen tot een scherpere definitie afbakening van de doelgroep en duidelijkheid over de taak/doelstelling van de RMC bij JIKP (onder meer t.b.v. een heldere communicatie binnen de gemeentelijke organisatie).
Meer informatie? Lees meer over de bevindingen in het onderzoeksrapport of neem contact op met Suna Duysak.
Effecten Lerarenagenda en Noodplan lerarentekort Amsterdam
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Wij onderzochten in opdracht van de gemeente en Amsterdamse schoolbesturen in hoeverre deze maatregelen succesvol zijn.
De maatregelen die de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen treffen om het primair onderwijs aantrekkelijker te maken voor leraren (zoals voorrang op een huurwoning), sluiten goed aan bij wat leraren willen. Dat blijkt uit ons onderzoek. Tegelijkertijd blijft aandacht voor onder meer goed werkgeverschap nodig om het nog altijd oplopende lerarentekort enigszins het hoofd te kunnen bieden.
Getroffen maatregelen
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Zo ontvangen leraren in het Amsterdamse basisonderwijs een extra toelage bovenop het salaris. Daarnaast zijn er onder meer maatregelen genomen op het terrein van huisvesting en mobiliteit. Leraren krijgen bijvoorbeeld voorrang op een huurwoning en bij de aanvraag van een parkeervergunning.
Goede aansluiting
In opdracht van de gemeente en de besturen brachten wij aspecten in kaart die er volgens het onderwijspersoneel toe doen bij de keuze voor een baan in het Amsterdamse basisonderwijs én wat voor zittend personeel redenen zijn om een baan elders te zoeken. Er zijn verschillende dingen die je volgens het veld kunt doen om het lerarentekort aan te pakken: goed werkgeverschap, de aanpak van problemen rond huisvesting en mobiliteit, een betere beloning, en meer maatwerk in de opleidingen. De maatregelen die de gemeente Amsterdam en Amsterdamse schoolbesturen treffen om het lerarentekort in de gemeente terug te dringen sluiten hier goed bij aan, zo blijkt uit ons onderzoek.
Meer weten? In ons uitgebreide eindrapport kun je alle resultaten en bevindingen terugvinden. Voor specifieke vragen over het onderzoek kun je terecht bij Jacob.
Evaluatie Wet Gratis Schoolboeken (WGS)
De afgelopen maanden hebben we, samen met SEO, de Wet gratis schoolboeken (WGS) geëvalueerd. De belangrijkste ontwikkeling die we zien is de voortschrijdende digitalisering van het voortgezet onderwijs. De digitalisering heeft een grote impact op de leermiddelenmarkt, maar ook in de klas.
Veranderende markt
De grotere uitgevers leggen inmiddels het accent op de ontwikkeling van digitale leermiddelen. Deze bieden zij aan als LiFo-product: een gecombineerd pakket van een digitale licentie en een verbruiksboek per leerling. Bij digitale leermiddelen speelt distributie een minder grote rol. Een aantal scholen is daarom begonnen met de aanbesteding direct bij de uitgever. Door dergelijke ontwikkelingen staat de positie van distributeurs onder druk.
Duurdere leermiddelen
Volgens scholen zijn de leermiddelen duurder geworden. Ze komen minder vaak uit met het bedrag dat ze in de lumpsum ontvangen voor leermiddelen. Scholen wijten de kostenstijging in belangrijke mate aan de kosten van het LiFo-product. Bovendien kunnen scholen die willen kiezen voor een papieren versie van de methode dat steeds vaker alleen nog doen door het hele LiFo-pakket af te nemen. Door de stijgende kosten stuurt de schoolleiding meer dan voorheen op de keuze voor leermiddelen.
Zonder laptop geen toegang tot onderwijs?
Door de digitalisering is de toegang tot devices als laptop of chromebook voor veel leerlingen bijna onontkoombaar geworden. Veel scholen wijzen er vooralsnog op dat een device geen leermiddel is en dus niet gedekt wordt door de WGS, ze vragen daarom ouders om een device aan te schaffen voor hun kind. Ouders komen dus voor aanvullende kosten te staan.
Van de evaluatie doen we verslag in drie deelrapporten. In het eerste deelrapport bespreken we de bekostiging en het gebruik van devices. In het tweede deelrapport gaan we in op de ontwikkelingen rondom leermiddelen in het vo. In het syntheserapport brengen we de resultaten van de eerste twee deelrapporten samen. Donderdag 30 september 2021 heeft minister Slob (OCW) de rapporten aan de Tweede Kamer aangeboden. De rapporten lees je hier.
Meer informatie? Neem contact op met Jacob van der Wel.
Thuiszitters en schoolverzuim in Apeldoorn
In opdracht van de Rekenkamercommissie van Apeldoorn hebben we onderzoek gedaan naar de aard en omvang van het schoolverzuim en het aantal thuiszitters in Apeldoorn. Het onderzoek geeft niet alleen inzicht in de aard en omvang van de problematiek van de afgelopen jaren, maar biedt ook een doorkijk naar de achterliggende redenen.
Algemeen beeld
In het onderzoek hebben we allereerst de algemene stand van zaken geschetst voor wat betreft het beleid, de uitvoering en de ervaringen van stakeholders omtrent schoolverzuim en thuiszitters. De huidige cijfers laten zien dat de verzuim- en thuiszittersaantallen van Apeldoorn onder het landelijk gemiddelde liggen. De daling in het aantal thuiszitters wordt echter met name verklaard door de definitiewijziging van het begrip. De officiële leerplichttellingen geven geen volledig beeld van het aantal jeugdigen dat daadwerkelijk thuiszit. Daarnaast lijkt de gemeente nog onvoldoende inzicht en grip te hebben op leerlingen die zorgwekkend verzuimen (bijvoorbeeld leerlingen met frequent ziekteverzuim), onder meer door beperkingen in wet- en regelgeving om in te grijpen bij dit type verzuim.
Daarnaast worden de schotten in de geldstromen tussen onderwijs en zorg (nog steeds) als erg hoog ervaren. De betrokken professionals hebben behoefte aan betere afspraken over casusregie en terugkoppeling en meer flexibiliteit en maatwerkoplossingen in de aanpak van de thuiszittersproblematiek. De gesproken ouders van thuiszittende leerlingen geven aan zich onvoldoende gehoord te voelen door de school en zorgverleners. De kernboodschap is dat ouders en kinderen met name een persoonlijk en open gesprek hebben gemist met de school en zorgverleners.
Aanbevelingen Rekenkamercommissie
Aan het college hebben wij aanbevolen om alle thuiszitters (ook die met een geoorloofde reden thuiszitten) te rapporteren in de jaarlijkse leerplichtverslagen en om het beleid omtrent geoorloofd verzuim meer in lijn te brengen met de preventieve verzuimaanpak. Dit kan door de (al ingevoerde) M@ZL-methodiek (Medische Advisering van Ziekgemelde Leerling) op meer vo-scholen uit te rollen (M@ZL is een beproefde methodiek voor een integrale aanpak van zorgwekkend ziekteverzuim bij scholieren in het vo en mbo). Ook vragen we aandacht voor het evalueren van de vernieuwde regieafspraken, het creëren van een frictiebudget tussen onderwijs en zorg en het organiseren van jaarlijkse gesprekken tussen raadsleden en (ouders van) thuiszittende jeugdigen.
Meer informatie
De PMA en het gespreksverslag zijn via de gemeentelijke website terug te zien en lezen. Raadpleeg het volledige onderzoeksrapport voor meer informatie of neem contact op met onderzoeker Suna Duysak.
Risicoanalyse waarborgtaak Vervangingsfonds (Vf)
Het Vervangingsfonds (Vf) voert de wettelijke taak uit om een waarborg te bieden aan schoolbesturen voor de kosten die scholen maken voor de vervanging van ziek onderwijspersoneel. Na een lange aanloop is het wetsvoorstel om de wettelijke waarborgtaak van het Vf af te schaffen door het parlement aangenomen. In opdracht van het Vf voerden wij i.s.m. Cebeon een analyse uit om inzicht te krijgen in de mogelijke financiële risico’s voor schoolbesturen wanneer de wettelijke waarborgtaak komt te vervallen en in de mogelijkheden die er zijn om de eventuele risico’s te beperken.
Het Vervangingsfonds (Vf) voert de wettelijke taak uit om een waarborg te bieden aan schoolbesturen voor de kosten die scholen maken voor de vervanging van ziek onderwijspersoneel. Na een lange aanloop is het wetsvoorstel om de wettelijke waarborgtaak van het Vf af te schaffen door het parlement aangenomen. Daarmee komt de verplichte aansluiting van schoolbesturen te vervallen en zal de ministeriële aanwijzing van het Vf als rechtspersoon voor de uitvoering van deze taak worden ingetrokken. Dit betekent dat de status van het Vf als privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) (tevens) komt te vervallen.
Met het ingaan van de wetswijziging zal ook de overgebleven groep schoolbesturen in het primair onderwijs eigenrisicodrager (ERD) worden. De betrokken partijen geven aan dat de overgang op een zorgvuldige manier moet plaatsvinden, dat het verdwijnen van de wettelijke waarborgtaak niet mag leiden tot financiële problemen voor schoolbesturen en dat de continuïteit van het onderwijs niet in gevaar mag komen.
Om de overgang goed te laten lopen, heeft het Vf een nadere analyse laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de mogelijke financiële risico’s voor schoolbesturen wanneer de wettelijke waarborgtaak komt te vervallen en in de mogelijkheden die er zijn om de eventuele risico’s te beperken. In dit rapport zijn de belangrijkste bevindingen uit deze analyse nader uiteengezet.
Doel onderzoek
Het doel van de analyse is inzicht krijgen in hoe financiële problemen bij schoolbesturen door het verdwijnen van de wettelijke waarborgtaak voorkomen kunnen worden.
Om dat doel te bereiken is onderzoek gedaan naar:
- de financiële risico’s van schoolbesturen die eigenrisicodrager worden;
- hoe de risico’s voor schoolbesturen kunnen worden opgevangen en voorkomen na het wegvallen van de wettelijke waarborgtaak van het Vf;
- het instrumentarium dat nodig is om een zorgvuldige overgang naar ERD-schap mogelijk te maken;
- welke rol een vangnet kan spelen bij het voorkomen van financiële risico’s;
- een aantal toekomstscenario’s met verschillende opties voor een vangnet.
Om inzicht in de bovenstaande punten te verschaffen zijn in het onderzoek drie fases doorlopen: (Fase A) inventarisatie van kwantitatieve data (brongegevens Vf en DUO-data) en kwalitatieve verdieping (deskresearch en interviews met experts Vf en schoolbesturen), (Fase B) risicoanalyse (kwantitatieve
risico-inschatting op basis bestandsinformatie) en (Fase C) scenario-ontwikkeling (ontwikkelen scenarioschets en opties).
Meer informatie? Neem contact op met Bjørn Dekker.
Evaluatie ‘Goed worden goed blijven’ (GWGB) 3.0
Sinds maart 2009 ondersteunt de PO-raad met het subsidieprogramma ‘Goed worden, goed blijven (GWGB)’ (zeer) zwak of onvoldoende beoordeelde scholen in het primair en speciaal onderwijs. Het doel van het programma is het werken aan kwaliteitsverbetering. Wij evalueerden de doeltreffendheid als doelmatigheid van het ondersteuningsprogramma, resulterend in aanbevelingen voor verbetering ten behoeve van een mogelijk vervolg van de projectsubsidie vanuit het ministerie van OCW.
Goed worden, goed blijven 3.0
Sinds maart 2009 bestaat er voor scholen in het primair en speciaal onderwijs van onvoldoende kwaliteit een ondersteuningsprogramma om te werken aan kwaliteitsverbetering. Scholen die van de Inspectie van het Onderwijs het oordeel (zeer) zwak of onvoldoende hebben ontvangen, kunnen een beroep doen op deze ondersteuning en zo toewerken naar een stabielere basis voor voldoende kwaliteit. De ondersteuning wordt georganiseerd door de PO-Raad met subsidie van het ministerie van OCW. Momenteel gebeurt dit onder de vlag van Goed worden, goed blijven 3.0. Aan het eind van het schooljaar 2020-2021 loopt de huidige projectsubsidie aan de PO-Raad voor Goed worden, goed blijven 3.0 af. Het ministerie van OCW wil een besluit over voortzetting van deze subsidie nemen op basis van een door een onafhankelijke partij uitgevoerde evaluatie. In deze rapportage doen wij, Regioplan, verslag van onze bevindingen uit deze evaluatie.
Onderzoeksmethode
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen hebben we gekozen voor een gefaseerde aanpak. Na het startgesprek zijn we begonnen met interviews met het projectteam en de inspectie en een verkenning van beschikbare informatie (fase 1). Vervolgens hebben we gesproken met uitvoerders (het projectteam, analisten en vliegeniers) en gebruikers (scholen en besturen) van GWGB (fase 2).
Aanbevelingen
Het programma Goed worden, goed blijven is een doeltreffend programma. Een groot deel van de zeer zwakke scholen maakt gebruik van de ondersteuning, bijna alle scholen en schoolbesturen zijn tevreden en zien ook meerwaarde in de ondersteuning en scholen die hebben deelgenomen verbeteren zich binnen afzienbare tijd naar een voldoende en houden deze verbetering ook vast.
Op basis van de genoemde verbeterpunten in de gesprekken komen wij tot de volgende aanbevelingen om de doeltreffendheid (met name de duurzaamheid van verbetering) verder te vergroten:
- Voer standaard een evaluatiegesprek met de school na afloop van het herstelonderzoek, waarin aandacht wordt besteed aan borging.
- Zorg, als er meerdere scholen van hetzelfde bestuur worden ondersteund, voor een goede verbinding tussen verschillende trajecten.
- Zorg voor een bondiger format van de analyserapportage.
- Houd er bij de administratie van de trajecten rekening mee dat het programma wordt geëvalueerd.
Meer informatie? Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Jacob van der Wel.