Werkveld: Onderwijs
Oudertevredenheid Passend Onderwijs Zuidoost Utrecht
Hoe tevreden zijn ouders over de extra ondersteuning die hun kinderen krijgen op school, en hoe kan dit worden verbeterd? Op verzoek van het samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht (SWV ZOU) deden wij een ouderteverdenheidsonderzoek naar de uitvoering van passend onderwijs op de scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband.
Onderzoeksmethode
In het onderzoek peilden we de tevredenheid van ouders over de extra ondersteuning die hun kinderen krijgen op scholen die aangesloten zijn bij het Samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht (SWV ZOU). Het onderzoek richtte zich specifiek op ouders van leerlingen met een ontwikkelperspectief (OPP). Het doel van de peiling was tweeledig: (1) het geeft een beknopt zicht op hoe scholen de extra ondersteuning uitvoeren en (2) hoe ouders deze uitvoering ervaren. Met behulp van een online enquête zijn de ervaringen van 228 ouders geïnventariseerd.
Benchmarkrapportage
We hebben de kernbevindingen samengevat in een algemeen rapport, waaraan we ook enkele aanbevelingen hebben gekoppeld. Daarnaast hebben we individuele schoolrapportages opgesteld waarin de scores van de individuele scholen grafisch en met beknopte beschrijvingen zijn weergegeven (zie fbeeldingen hieronder voor een impressie). Het samenwerkingsverband heeft deze rapportages gebruikt om met scholen in gesprek te gaan over hun schoolspecifieke resultaten die in de peiling naar voren zijn gekomen.
Impressie individuele schoolrapportages (2 van 11 pagina’s)
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Effectmeting Voortgezet Leren 2021-2023
De VO-raad stimuleert onder vo-scholen en schoolbesturen integraal en duurzaam te werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling door middel van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren scholen. De VO-raad heeft behoefte aan een jaarlijkse monitor van de voortgang en heeft ons gevraagd een impactmeting uit te voeren, bestaande uit een meting in de herfst van 2021 en een meting in 2022.
Doelstelling programmaplan
Het doel van Voortgezet Leren is het integraal werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling in de scholen te versnellen, te verbreden en te verduurzamen. Het programma kent daartoe drie strategische doelen:
- scholen werken duurzaam aan onderwijsontwikkeling ter versterking van de onderwijskwaliteit;
- scholen ontwikkelen zich duurzaam als professionele schoolorganisatie;
- het voortgezet onderwijs ontwikkelt zich verder als een lerende sector.
In 2019 en 2021 zijn al twee metingen uitgevoerd voor de eerste fase van het programma Voortgezet Leren 2019-2020. In de meting van 2021 is een aanvullende nulmeting gehouden naar de mate waarin de sector zich toegerust voelt om duurzaam en integraal te werken aan de schooleigen ambities. Concreet wil het programma binnen de termijn van drie jaar (2021-2023) de volgende effecten realiseren:
- Een toename van de mate waarin bestuurders en schoolleiders de meerwaarde ervaren en bijbehorende mogelijkheden kennen van de verschillende onderwerpen waarlangs zij integraal en duurzaam aan de slag kunnen met onderwijs- en schoolontwikkeling.
- Een toename van de mate waarin onderwijsprofessionals zich toegerust voelen om integraal en duurzaam te werken aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
- Een toename in het aantal scholen voortgezet onderwijs dat integraal en duurzaam werkt aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
Onderzoeksmethode
Om de voortgang van de impactdoelstelling te meten is gebruikgemaakt van een online enquête ten behoeve van de dataverzameling. De enquête is breed uitgezet in de sector en heeft geïnventariseerd in welke mate scholen duurzaam en integraal kunnen werken aan thema’s (schooleigen ambities) die verbonden zijn aan het programma Voortgezet Leren. Daarnaast zijn de bekendheid, deelname en de meerwaarde van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren gemeten. Ook is de ondersteuningsbehoefte van deelnemers gepeild en de impact van de coronamaatregelen en corona-steungelden op de mate waarin men kon werken aan de schooleigen ambities.
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Doelen en impact Voortgezet Leren 2019-2020
De VO-raad en Schoolinfo stimuleren door middel van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren de ontwikkeling van toekomstgericht onderwijs in samenhang met een professionele schoolorganisatie op vo-scholen en schoolbesturen. Schoolinfo en de VO-raad hebben behoefte aan een jaarlijkse monitor van de voortgang en hebben ons gevraagd een impactmeting uit te voeren, bestaande uit een meting in de herfst van 2019 en een meting in 2020.
Enquêteonderzoek
Om de voortgang van de impactdoelstelling te meten is gebruikgemaakt van een online enquête ten behoeve van de dataverzameling. De enquête is breed uitgezet in de sector en inventariseert in welke mate op scholen gericht gewerkt wordt aan thema’s (ambities) die verbonden zijn aan het programma Voortgezet Leren. Verder is gevraagd naar de mening over het belang (urgentie) van het thema en in hoeverre het werken aan de thema’s bijdraagt aan de doelstellingen van het onderwijs op de school.
De meting geeft inzicht in de stand van zaken wat betreft de volgende onderwijsthema’s:
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Professionalisering financiële administratie kinderopvang
Kinderopvangorganisaties zijn sinds 1 januari 2022 verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij Toeslagen. Ook is er een stelselwijziging aangekondigd waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen hebben wij onderzocht wat de huidige staat van de kinderopvangsector is op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Per 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en eventueel onterecht ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is ook een stelselwijziging aangekondigd, waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen heeft het ministerie van SZW meer behoefte aan inzicht in de huidige staat van de kinderopvangsector op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Wij hebben voor dit onderzoek gekeken naar de manier waarop kinderopvangorganisaties de financiële administratie uitvoeren en hoe zij de maandelijkse gegevenslevering uitvoeren en beoordelen. Ook hebben we in kaart gebracht van welke softwarepakketten kinderopvangorganisaties gebruik maken, waarin we onderscheid maken tussen een softwarepakket dat specifiek is ontwikkeld voor de kinderopvang en een algemeen boekhoudkundig softwarepakket. Ten slotte zijn initiatieven ter ondersteuning voor de uitvoering van de financiële administratie binnen en buiten de kinderopvang geïnventariseerd, en welke ondersteuningsbehoeften kinderopvangorganisaties hebben.
Conclusies
Het overgrote deel van de kinderopvangorganisaties is in staat om de bedrijfsvoering en financiële administratie op een goede manier uit te voeren. Met name grotere organisaties, die vaker een softwarepakket hebben aangeschaft voor de uitvoering van de financiële administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst. Kinderopvangorganisaties die knelpunten ervaren in het uitvoeren van de financiële administratie zijn met name kleinere kinderopvangorganisaties, zonder een softwaresysteem en/of zonder financieel-administratief medewerker in dienst. In kleinere organisaties wordt de financiële administratie vaker door een directeur of leidinggevende uitgevoerd, die zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Kinderopvangorganisaties met deze mate van professionalisering hebben ook vaker moeite met de maandelijkse gegevenslevering, door een gebrek aan tijd of omdat het geen prioriteit heeft.
Aanbevelingen en beleidsopties
Uit het onderzoek komen de volgende aanbevelingen naar voren om kinderopvangorganisaties te ondersteunen:
• creëer één centrale plek waar alle actuele informatie rond verplichte administraties overzichtelijk te vinden is;
• ontwikkel een e-learning over de regelgeving rond de financiële administratie;
• maak de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk;
• ondersteun kinderopvangorganisaties bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders;
• faciliteer kinderopvangorganisaties om van elkaar te leren.
Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van een softwarepakket ondersteuning kan bieden aan kinderopvangorganisaties voor de uitvoering van de financiële administratie. De volgende beleidsopties ter bevordering van het softwaregebruik in de sector kunnen verkend worden:
• een subsidie voor het gebruik van een softwarepakket;
• het verplichtstellen van het gebruik van een softwarepakket;
• het ontwikkelen van een basistool voor het bijhouden van de verplichte administraties.
Dataonderzoek vrijwillige ouderbijdrage primair en voortgezet onderwijs
Hoe hoog is de vrijwillige ouderbijdrage? In opdracht van het ministerie van OCW voerde Regioplan een dataonderzoek uit naar deze en andere vragen. Ons eindrapport biedt inzicht in de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage in het primair en voortgezet onderwijs. Ook bevat het een verkenning van mogelijke scenario’s voor het stellen van een limiet aan de vrijwillige ouderbijdrage.
Achtergrond
In juni 2021 is een motie van Kamerlid De Hoop aangenomen die de regering verzoekt een limiet te stellen aan hoge tot zeer hoge vrijwillige ouderbijdragen die sommige scholen vragen. Naar aanleiding daarvan heeft het ministerie van OCW een ‘dataonderzoek’ laten uitvoeren. Belangrijke doelen van het onderzoek waren om zicht krijgen op de kengetallen van de vrijwillige ouderbijdrage die scholen vragen en het verkennen van mogelijke scenario’s voor het stellen van een limiet aan hoge tot zeer hoge vrijwillige ouderbijdragen.
Hoogte ouderbijdrage
Via text-mining én klassiek onderzoekswerk kwamen we onder meer tot de volgende bevindingen voor het primair onderwijs:
• Ongeveer 95 procent van de basisscholen vraagt een ouderbijdrage die ligt tussen € 38,- en € 46,-.
• Bestedingsdoelen die vaak genoemd worden zijn vieringen, schoolreizen en sport- en cultuuractiviteiten.
• Op scholen met een gevraagde ouderbijdrage boven de € 500,- wordt de bijdrage naast de andere
veelgenoemde bestedingsdoelen ook vaak ingezet voor de inzet van extra personeel.
• De hoogste gemiddelde ouderbijdrage wordt gevraagd in de Randstad.
Voor het voortgezet onderwijs ligt de situatie gecompliceerder:
• Afgaande op wat de vo-scholen zelf verstaan onder de vrijwillige ouderbijdrage, ligt de gemiddelde
ouderbijdrage op ongeveer € 77,- In veel gevallen is dat zonder aanvullende kosten voor excursies, reizen en aanvullende programma’s.
• Op basis van aanvullend onderzoek zijn per schooltype en leerjaar ‘gemiddelde maximaal gevraagde
bedragen’ vastgesteld. Deze bedragen lopen op naar onderwijsniveau en liggen het hoogst in de bovenbouw. Gemiddeld over de leerjaren gaat het in de steekproef van dit onderzoek dan om € 140,- (pro/vmbo), € 213,- (havo) en € 298,- (vwo) per leerling per jaar.
Scenario’s maximering ouderbijdrage
In het kader van het onderzoek zijn ook de volgende scenario’s met voor- en nadelen beschreven:
1. Huidige situatie handhaven, geen maximering;
2. Volledig afschaffen ouderbijdrage;
3. Maximering ouderbijdrage met vast bedrag uniform over onderwijssectoren;
4. Maximering ouderbijdrage met verschillende maximumbedragen voor po en vo;
5. Inkomensafhankelijke maximumbedragen (met varianten);
6. Maximeren per activiteitensoort.
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport.
Aanpak jeugdwerkloosheid voor jongeren in kwetsbare positie
Als onderdeel van het steun- en herstelpakket kondigde het kabinet op 28 augustus 2020 een aanvullend sociaal pakket aan. Het doel hiervan is om mensen die in onzekerheid verkeren door de corona-crisis passende begeleiding te bieden bij het zoeken naar nieuw werk en inkomen. Een van de bouwstenen van het sociaal pakket is de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Met de aanpak jeugdwerkloosheid zetten gemeenten, scholen en andere partners zich in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Hiervoor zijn middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten en aan het onderwijs (vso, praktijkonderwijs en mbo). Voor het ministerie van SZW brachten we de ervaringen met de maatregelen van de aanpak jeugdwerkloosheid in kaart.
Naar een sluitende aanpak voor kwetsbare schoolverlaters
Met de middelen kan ondersteuning worden geboden aan jongeren in een kwetsbare positie tijdens de schoolloopbaan, tijdens de overgangsfase (naar vervolgonderwijs of werk) en nadat ze van school af zijn. Om een sluitende aanpak te realiseren is het belangrijk dat gemeenten, onderwijs in de regio en andere partners goed met elkaar samenwerken.
Ondersteuning tijdens en na school
Mbo-instellingen, vso- en pro-scholen en gemeenten ontplooien veel activiteiten om schoolverlaters in een kwetsbare positie te helpen om de stap naar een vervolgopleiding of werk te maken. Veel inspanningen zijn erop gericht om tijdens de overgang van school naar werk een zo continu mogelijke begeleiding te bieden, door de begeleiding vanuit de gemeente vroeg te laten beginnen en/of die van school door te laten lopen. Verhoudingsgewijs gaat hierbij veel aandacht uit naar leerlingen en studenten van het vso-, pro- en Entree-onderwijs.
Ervaringen van jongeren met de interventies
Mits op de juiste manier benaderd zijn jongeren positief over ondersteuning. Ze vinden het belangrijk dat de begeleider voldoende begrip en empathie voor hun situatie heeft, dat de begeleiding is afgestemd op hun behoefte en dat er wordt ingegaan op de problemen die op dat moment spelen, ongeacht de leefgebieden waarin de problemen zich voordoen. Jongeren hebben vaak geen overzicht van de mogelijkheden die zij hebben binnen vervolgonderwijs en werk en staan open voor ondersteuning die hun hierin wegwijs kan maken. Aandachtspunt is dat jongeren zich niet altijd zelf melden met hun hulpvragen, een out-reachende benadering is daarom zinvol.
Vragen over dit onderzoek? Neem contact op met Jacob, Noor of Yannick of download hieronder het eindrapport!
Deel kleinere kinderopvangorganisaties worstelt nog met verplichte administratie
De meeste Nederlandse kinderopvangorganisaties hebben hun financiële administratie goed op orde, maar kleinere organisaties hebben soms moeite om te voldoen aan nieuwe wettelijke vereisten om maandelijks gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst. Dat blijkt uit onderzoek dat Regioplan recent uitvoerde in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Een goede informatievoorziening en gespecialiseerde software kunnen helpen om de maandelijkse gegevensaanlevering te verbeteren, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap.
Sinds 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties wettelijk verplicht om maandelijks gegevens over de kinderopvang aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is vooral om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en een eventueel onterecht ontvangen toeslag moeten terugbetalen.
Hoe staat het ervoor?
Maar: in hoeverre hebben kinderopvangorganisaties hun financiële administratie en hun bedrijfsvoering op orde? Welke knelpunten ondervinden ze? En: hoe kunnen kinderopvangorganisaties beter ondersteund worden bij het uitvoeren van de financiële administratie? In opdracht van het ministerie van SZW deed Regioplan onlangs onderzoek naar deze en andere vragen, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap. “We zijn eerst gaan praten met sleutelfiguren – bij het ministerie, bij de Belastingdienst en bij verschillende brancheorganisaties – om uit te vinden welke knelpunten zij zoal zien, als startpunt voor de rest van het onderzoek.”
“Vervolgens hebben we een enquête gehouden onder kinderopvangorganisaties over de huidige staat van de financiële administratie en bedrijfsvoering en hun ervaringen met het uitvoeren van de financiële administratie. Ook hebben we tien kinderopvangorganisaties nader onderzocht in een casestudy. Verder hebben we in kaart gebracht welke softwarepakketten er zoal in de markt beschikbaar zijn, waarbij we onderscheid hebben gemaakt tussen softwarepakketten die specifiek zijn ontwikkeld voor de kinderopvang en algemeen boekhoudkundige softwarepakketten.”
“Ook hebben we gekeken naar Initiatieven binnen en buiten de kinderopvangsector waar kinderopvangorganisaties gebruik van kunnen maken ter ondersteuning van de financiële administratie. Ten slotte hebben we een zogenoemde inzichtensessie georganiseerd met verschillende partijen in de sector. Wat betekenen de gevonden resultaten? En: wat zouden goede verbeterinitiatieven zijn?”
Goed op orde
Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat de meeste kinderopvangorganisaties hun financiële administratie vrij goed op orde hebben, schetst Rosanne. “Bij de meeste organisaties loopt het eigenlijk gewoon goed. Zeker naarmate organisaties wat groter zijn, hebben ze vaker softwarepakketten aangeschaft die hen helpen bij het bijhouden van de administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten bovendien vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst.”
Grotere kans op fouten
Kleinere organisaties doen hun administratie dan weer vaker handmatig in een tool als Excel, vervolgt Rosanne. “Dat vergroot de kans op fouten. Bovendien hebben kleinere organisaties vaak geen financieel medewerker in dienst. Dan doet bijvoorbeeld de directeur of een leidinggevende de administratie zelf, terwijl ze zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Ook dat zorgt voor een grotere kans op fouten.”
De kinderopvangorganisaties die naar eigen zeggen moeite hebben met de maandelijkse aanlevering, geven een gebrek aan tijd als belangrijke reden hiervoor, vervolgt Rosanne. “Soms ontbreken de gegevens van de ouders. En sommige kinderopvangorganisaties geven aan dat de uitvoering van de financiële administratie simpelweg geen prioriteit heeft.”
Centraal informatiepunt
Het brengt de onderzoekers tot een aantal aanbevelingen om de maandelijkse gegevenslevering verder te verbeteren. Eén aanbeveling is om alle actuele informatie rond verplichte administraties op één centrale plek beschikbaar te stellen, vertelt Rosanne. “Er is al veel informatie beschikbaar voor kinderopvangorganisaties, alleen is die nu nog vaak versnipperd. Een centraal informatiepunt zou wat dat betreft een uitkomst zijn.”
“In het verlengde daarvan raden we het ministerie aan om te investeren in een e-learningmodule over de uitvoering van de regelgeving rond de financiële administratie. In algemene zin raden we aan om de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk te houden.”
Softwaregebruik stimuleren
Het gebruik van software helpt verder – zo blijkt uit het onderzoek – enorm om de maandelijkse gegevensaanlevering te stroomlijnen, vertelt Rosanne. “De overheid zou er daarom bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om het gebruik van software te stimuleren. Nader onderzoek is nodig om te bepalen wat de beste optie is.”
Meer weten?
Lees dan het eindrapport en bekijk de infographic. Of neem contact op met Rosanne.
Inge Otto MA
Mijn onderzoekswerk bij Regioplan biedt mij drie belangrijke zaken: samenwerking, verdieping, en maatschappelijke relevantie. Hier geniet ik dagelijks van. Ik werk graag aan projecten over onderwijs en arbeid(smarkt), maar ook veel andere thema’s boeien mij. In het verleden heb ik gewerkt bij hogescholen, universiteiten en bij adviesbureaus die gespecialiseerd zijn in hoger onderwijs en kwaliteitszorg. Binnen Regioplan werk ik onder meer mee aan onderzoeken over voortgezet onderwijs, duurzame inzetbaarheid, en cliëntenparticipatie.
Impactmonitor Digitale Werkplaatsen
Digitale Werkplaatsen zijn publiek-private samenwerkingen waarbij studenten in het beroepsonderwijs ondernemers helpen te digitaliseren. Denk bijvoorbeeld aan vraagstukken rond online sales & marketing, data en automatisering, et cetera. Regionale ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) vormen de doelgroep voor deze Digitale Werkplaatsen.
Inmiddels zijn er, verspreid over Nederland, twintig werkplaatsen actief. Bij elk van deze werkplaatsen zijn ten minste één, maar vaak meerdere onderwijsinstellingen betrokken. Binnen een werkplaats kunnen instellingen uit verschillende onderwijssectoren (mbo, hbo en wo) met elkaar samenwerken.
Voor Katapult zoeken we uit wat de impact van de Digitale Werkplaatsen is op (de kwaliteit van) het onderwijs.
Wetenschap & Technologie in het Gelderse basisonderwijs
Het Platform Talent voor Technologie wil graag weten hoe ver Gelderse basisscholen zijn met de implementatie van Wetenschap & Technologie (W&T).
In 2019 brachten we in opdracht van het Platform Talent voor Technologie in kaart hoe het stond met de implementatie van W&T op de Gelderse basisscholen. Hoewel veel basisscholen destijds aandacht aan W&T besteedden, waren er grote verschillen in de mate waarin scholen dat doen.
Om inzicht te krijgen in de actuele stand van zaken, voeren we opnieuw een onderzoek uit. Dit onderzoek moet inzicht geven in de vraag hoe de huidige stand van zaken ten aanzien van W&T zich verhoudt tot de bevindingen uit de eerdere meting in 2019.