“Tijdens de coronacrisis wist SZW enorm snel te schakelen”

Aan het begin van de coronacrisis stelde het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in korte tijd een enorm ambitieus pakket aan maatregelen samen. Tegelijkertijd was het ministerie onvoldoende voorbereid op een crisis van deze omvang en legde de crisis het achterstallig onderhoud op de Nederlandse arbeidsmarkt bloot. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de procesevaluatie die Regioplan onlangs uitvoerde naar de totstandkoming van het aanvullend sociaal pakket (ASP).

Om mensen die in onzekerheid verkeren door de coronacrisis zekerheid te kunnen bieden, stelde het ministerie van SZW – in aanvulling op overbruggingsmaatregelen als de NOW en de TOZO – een zeer ambitieus pakket aan steun- en herstelmaatregelen samen: het aanvullend sociaal pakket (ASP). Het doel van dit pakket was om mensen die in onzekerheid verkeerden door de coronacrisis de zekerheid te bieden dat ze aanspraak konden maken op passende begeleiding bij het zoeken naar werk of naar nieuwe bedrijfsactiviteiten en inkomen.

In opdracht van het ministerie evalueerde Regioplan onlangs het totstandkomingsproces van dit steun- en herstelpakket. Hoe kwam het pakket precies tot stand? Wat ging er goed bij die totstandkoming? Maar ook: wat kon er in retrospectief beter?

Ambitieus pakket

Het ASP bestond uit vier ‘bouwstenen’: scholing en ontwikkeling voor behoud van werk, intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, bestrijding van jeugdwerkloosheid, en aanpak van armoede en schulden. Hoewel er hoofdzakelijk werd ingezet op het intensiveren en/of verstevigen van bestaand beleid, werd er ook nieuw beleid opgetuigd.

Al met al heeft het ministerie in korte tijd een enorm ambitieus pakket aan maatregelen opgesteld, schetst onderzoeker Noor Galesloot. “Ondanks het feit dat deze periode door veel van de beleidsmedewerkers met wie wij hebben gesproken is ervaren als een hectische tijd waarin erg veel overuren zijn gemaakt, kijken de meesten van hen met een positief gevoel terug. Er werd goed en vanuit wederzijds vertrouwen samengewerkt met zowel interne als externe partners, zoals VNO-NCW en UWV.”

Checks and balances

“Wél concluderen sommige gesprekspartners terugkijkend dat zij wellicht iets zijn doorgeslagen in dit vertrouwen en dat er geen of minder sprake is geweest van de checks and balances die normaal gesproken deel uitmaken van het proces, zoals het (vragen om het) opstellen van business cases, het ‘tegenleunen’ en het stellen van kritische vragen. Desondanks zien gesprekspartners achteraf geen aanleiding om aan te nemen dat er partijen zijn die misbruik hebben gemaakt van dit vertrouwen.”

Achterstallig onderhoud

Regioplan concludeert volgens Noor dan ook dat het ministerie gedurende deze periode adequaat heeft gehandeld. “Maar: dat wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor verbetering. Het ministerie was onvoldoende voorbereid op een crisis van deze omvang; er is heel veel van medewerkers gevraagd. Ook concludeerden we dat de coronacrisis het ‘achterstallig onderhoud’ op de Nederlandse arbeidsmarkt nogmaals heeft blootgelegd en dat er weinig terecht is gekomen van het voornemen om eerder gedane aanbevelingen van de commissie Borstlap en de WRR te betrekken in de vormgeving van het pakket. Of, zoals meerdere gesprekspartners opmerkten: in het kader van het ASP moesten er structuren worden opgetuigd die er eigenlijk al hadden moeten zijn.”

Meer weten?

Lees dan ons eindrapport. Of neem contact op met onderzoeker Bob van Waveren.

“Onbewust laten we ons de hele dag door beïnvloeden”

Mariska Veenstra (28) is altijd al gefascineerd geweest door menselijk gedrag en door de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. Die fascinatie kan ze goed kwijt in haar rol als onderzoeker binnen ons team Mens & Samenleving.

Mariska voltooide haar bachelor Sociologie aan de VU in Amsterdam, waarna ze haar studieloopbaan in dezelfde stad vervolgde met een master Sociale Psychologie. “Binnen mijn bachelor volgde ik op een gegeven moment de minor Psychologie en het brein, waarbij je onderzoekt welke triggers van invloed zijn op ons gedrag. Dat vond ik enorm interessant, al werd er voor mijn gevoel nét iets te veel ingezoomd op hoe menselijk gedrag werkt op het niveau van onze breindeeltjes. In de master Sociale Psychologie ging het vervolgens meer over de vraag hoe menselijk gedrag ontstaat en hoe je het kunt beïnvloeden.”

Eigen keuzes?

Daarin kwam voor Mariska alles samen, vertelt ze. “Ik ben altijd al gefascineerd geweest door de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. We denken toch vaak dat we autonoom zijn en dat we, los van anderen, onze eigen keuzes maken. Maar onbewust laten we ons juist de hele dag door beïnvloeden, zonder dat we het echt door hebben; bijvoorbeeld door culturele normen en onze sociale context, de mensen om ons heen, en tal van andere factoren.”

“Neem de waarschuwingen op pakjes sigaretten. Voor welke doelgroepen werkt dit soort prikkels wel, en voor welke juist niet? En waarom dan precies? Bij Sociale Psychologie leer je om door die bril naar menselijk gedrag te kijken en naar de hele wereld die daarachter schuilgaat.”

Consumentenbeïnvloeding

Tijdens een onderzoekstage kwam Mariska terecht bij een bureau dat met name onderzoek deed naar consumentenbeïnvloeding. “Dan gaat het bijvoorbeeld om de vraag welke drempels mensen ervaren bij het aanschaffen van bepaalde producten; ook interessant, maar ik miste op een gegeven moment toch wel heel erg het maatschappelijk relevante aspect. Na mijn afstuderen heb ik twee jaar gewerkt bij een adviesbureau dat zich met name bezighoudt met duurzame inzetbaarheid. Hier ging ik onder andere aan de slag met de vraag hoe we werknemers en werkgevers kunnen stimuleren om aan de slag te gaan met basisvaardigheden. En nu werk ik dus sinds dit voorjaar bij Regioplan, waar ik me als beleidsonderzoeker binnen het team Mens & Samenleving bezighoud met uiteenlopende onderwerpen.”

Platform Jongeren & Werk

Zo is Mariska als onderzoeker betrokken bij het Platform Jongeren & Werk, een initiatief van de Goldschmeding Foundation. “Dit platform ondersteunt en verbindt verschillende maatschappelijke initiatieven die zich inzetten voor kwetsbare jongeren op de arbeidsmarkt. Zo krijgen deze jongeren de kans hun talenten te ontwikkelen en onderwijs te volgen om aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt. Vanuit Regioplan zijn we als onafhankelijk onderzoekspartner verbonden aan dit platform en onderzoeken we wat de werkzame elementen zijn binnen de verschillende initiatieven. Hoe kun je als platform zoveel mogelijk impact maken?”

Eenzelfde rol bekleedt Regioplan bij het Platform Nieuwkomers & Werk, vertelt Mariska. “We onderzoeken wat wel en niet werkt bij het begeleiden van statushouders naar betaald werk, en vertalen dit naar lessen en handvatten voor het initiatief en het platform. Welke obstakels kom je tegen bij het begeleiden van statushouders naar betaald werk? En hoe kun je ervoor zorgen dat nieuwkomers snel en gelijkwaardig aan het werk kunnen?”

Nieuwe werelden

Het onderzoekswerk voor deze platforms sluit goed aan bij Mariska’s achtergrond in arbeidsmarktvraagstukken, vertelt ze. “Maar inmiddels kwamen er ook nieuwe onderwerpen op mijn pad. Zo ben ik betrokken bij een onderzoek op het gebied van jeugdzorg. En voor een grote gemeente onderzoeken we in hoeverre initiatieven op het gebied van antidiscriminatie en verbinding ook daadwerkelijk bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen. Allebei nieuwe werelden, erg leuk om daar dieper in te duiken.”

Veel ruimte

Bij Regioplan bevindt Mariska zich onder gelijkgestemden, heeft ze gemerkt. “Iedereen werkt hier vanuit eenzelfde soort drive om met gedegen onderzoek bij te dragen aan maatschappelijke vraagstukken. Tegelijkertijd krijg je veel ruimte om te ontdekken welke thema’s je interesseren en waar je graag aan zou willen werken. Ook krijg je alle ruimte om jezelf te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van persoonlijk leiderschap.”

Actieonderzoek

Ondertussen kruipt het bloed waar het niet gaan kan en komt Mariska’s eerste liefde – menselijk gedrag – met enige regelmaat om de hoek kijken. “Uiteindelijk bevatten veel beleidsvraagstukken ook vaak een gedragscomponent; als je goed inzicht hebt in menselijk gedrag en in de barrières die mensen ervaren, kun je beter beleid maken. Het lijkt me interessant om te kijken hoe we als onderzoeksteam gedrag nóg meer zouden kunnen meenemen in onze beleidsevaluaties.”

“Dat sluit ook goed aan bij de stappen die Regioplan op dit moment zet op het gebied van actieonderzoek, waarbij de onderzoeker niet alleen observeert en interpreteert, maar ook zélf deelneemt aan het onderzoeksproces. Het lijkt me enorm interessant om, vanuit mijn kennis van sociale psychologie en menselijk gedrag, verder bij te dragen aan die ontwikkeling.”

Artikel Sociaal Bestek: handhaving sociale zekerheid in andere landen

Van de toeslagenaffaire tot de ‘boodschappenaffaire’: het Nederlandse handhavingsbeleid op het gebied van sociale zekerheid lag de afgelopen jaren regelmatig onder vuur. Onlangs verscheen in Sociaal Bestek een interessant artikel over ons eerdere onderzoek naar het handhavingsbeleid in andere landen.

In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderzocht Regioplan eind 2022 het handhavingsbeleid in zes andere Europese landen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk). Hoe is het op andere plekken gesteld met de balans tussen de menselijke maat aan de ene, en slagkracht om misbruik aan te pakken aan de andere kant? Wat zijn de belangrijkste verplichtingen waaraan uitkeringsontvangers moeten voldoen? En: wat doen overheden om te voorkomen dat mensen vergissingen of fouten maken?

Artikel Sociaal Bestek

Het onderzoek – dat ten doel had om inspiratie te bieden voor een herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid – liet zien dat de handhavingsstelsels van de zes onderzochte landen aanzienlijke verschillen én overeenkomsten bevatten.

Over dit onderzoek schreven onderzoekers Noor Galesloot, Bob van Waveren en Yannick Bleeker onlangs een artikel voor Sociaal Bestek. In het artikel gaan ze dieper in op de belangrijkste bevindingen en conclusies, aan de hand van de vier belangrijkste dilemma’s die het ministerie tegenkomt binnen de herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid.

Meer weten?

Download dan de pdf van het artikel.

Procesevaluatie Aanvullend Sociaal Pakket

Om mensen die in onzekerheid verkeren als gevolg van de coronacrisis zekerheid te kunnen bieden heeft het Ministerie van SZW – in aanvulling op de NOW en de TOZO – een zeer ambitieus pakket aan steun- en herstelmaatregelen samengesteld: het aanvullend sociaal pakket (ASP). In opdracht van SZW hebben wij het totstandkomingsproces van dit steun- en herstelpakket geëvalueerd.

Het aanvullend sociaal pakket (ASP) bestond uit vier ‘bouwstenen’: scholing en ontwikkeling voor behoud van werk, intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, bestrijding van jeugdwerkloosheid en aanpak van armoede en schulden. Hoewel er hoofdzakelijk is ingezet op het intensiveren en/of verstevigen van bestaand beleid, is ook nieuw beleid opgetuigd. De maatregelen zijn als één pakket door de besluitvorming gehaald en gepresenteerd, waarmee het pakket snel operationeel was.

Beleidsmedewerkers kijken met een positief gevoel terug op de totstandkoming van het pakket en spreken van een hectische periode, waarin goed en vanuit wederzijds vertrouwen in het gedeelde belang is samengewerkt met zowel interne (ASEA, FEZ en UVB) als externe (VNO-NCW, AWVN en UWV) partners.

Conclusies

We concludeerden dat het ministerie van SZW haar werk gedurende deze periode op adequate wijze heeft verricht, maar ook dat het ministerie onvoldoende was voorbereid op een crisis van deze omvang.

Ook concludeerden we dat de coronacrisis het ‘achterstallig onderhoud’ op de Nederlandse arbeidsmarkt nogmaals heeft blootgelegd en dat er weinig terecht is gekomen van het voornemen om eerder gedane aanbevelingen van de commissie Borstlap en de WRR te betrekken in de vormgeving van het pakket.

Meer weten?

Lees dan ons eindrapport.

Doelgroeponderzoek kwetsbare werkenden in Almere

In opdracht van de gemeente Almere onderzochten wij de ondersteuningsbehoeften voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO) onder mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Daarnaast hebben we deze groep kwantitatief in kaart gebracht.

De gemeente Almere wil werk maken van een goed en toegankelijk aanbod om jezelf een leven lang te blijven ontwikkelen (LLO), specifiek voor inwoners met een wat meer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. De gemeente Almere kent deze mensen echter onvoldoende om de juiste LLO-projecten voor hen op te zetten. Hiertoe hebben wij in opdracht van de gemeente Almere een onderzoek uitgevoerd.

Doel

Het doel van het onderzoek was om de groep kwetsbare werkenden binnen de gemeente Almere beter te kwantificeren en te kwalificeren. Meer inzicht in de onderzoeksgroep kan bruikbare informatie opleveren waarmee sleutelprojecten voor deze groepen kunnen worden opgezet.

Onderzoeksactiviteiten

Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek werkten we samen met Onderzoek en Statistiek Almere (O&S). We hebben ten eerste de kenmerken van de onderzoeksgroep uiteen gezet, om vervolgens clusters van kwetsbare werkenden te identificeren. In het kwalitatieve deel van het onderzoek zijn we op zoek gegaan naar mensen die onder (een deel van) de clusters vallen. De werving bleek een uitdaging te zijn, waardoor we uiteindelijk vijf mensen hebben kunnen spreken over hun ondersteuningsbehoeften in het kader van LLO. Op basis van het kwantitatieve en kwalitatieve deel van het onderzoek hebben we een aantal aanbevelingen geformuleerd om de doelgroep te bereiken en in hun ondersteuningsbehoeften te voorzien.

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de gemeente Almere, in samenwerking met O&S Almere. Benieuwd naar de resultaten? Lees het eindrapport of neem contact op met Bob van Waveren.

Nieuw actieonderzoek rondom arbeidsparticipatie: ontwikkelen van een gesprekswijzer voor professionals

Hoe kunnen professionals werkgevers het beste helpen met dienstverlening op maat bij het in dienst nemen en houden van mensen met een arbeidsbeperking? Daar is nog niet veel over bekend. Samen met Amsterdam UMC starten we daarom een actieonderzoek op.

De arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking blijft achter bij die van de rest van de beroepsbevolking. Zeker in de huidige arbeidsmarktsituatie betekent dit dat er talent onbenut blijft. Maar ook voor werkgevers is de lage arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking een probleem. Onderzoek laat namelijk zien dat werkgevers, ook in bedrijfseconomische zin, baat hebben bij een inclusieve werkplek.

Concrete handelingsperspectieven

Inmiddels is er steeds meer bekend over de effectiviteit van instrumenten voor werkgevers, zoals de no risk-polis en loonkostensubsidie. Ook weten we steeds meer over waarom werkgevers mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen en houden, en over succes- en faalfactoren hiervoor.

Over hoe professionals werkgevers hierbij kunnen helpen met kennis en kunde/expertise, is echter veel minder bekend. In een nieuw actieonderzoek ontwikkelen we daarom, samen met Amsterdam UMC, een keuzehulp met werkwijzen voor deze professionals om werkgevers te helpen bij concrete praktijkvragen of problemen. In de regio’s Zwolle en Groot-Amsterdam onderzoeken we hoe werkgeversadviseurs het gesprek met (potentiële) werkgevers aangaan, welke instrumenten en hulpmiddelen ze daarbij inzetten, en wat voor welke werkgever het beste werkt. Deze kennis vertalen we naar praktische hulpmiddelen voor de professional. Daarnaast is in een lerend netwerk continu aandacht voor de aansluiting met en implementatie in de praktijk.

Doel en planning

Uiteindelijk maken we een gesprekswijzer met gereedschapskoffer voor de professional, om samen met de werkgever tot de beste werkgeversdienstverlening op maat te komen.

Het actieonderzoek wordt uitgevoerd met financiering van ZonMw in het kader van Vakkundig aan het Werk 2. Het project loopt tot en met 2026.

Effecten Lerarenagenda en Noodplan lerarentekort Amsterdam

Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Wij onderzochten in opdracht van de gemeente en Amsterdamse schoolbesturen in hoeverre deze maatregelen succesvol zijn.

De maatregelen die de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen treffen om het primair onderwijs aantrekkelijker te maken voor leraren (zoals voorrang op een huurwoning), sluiten goed aan bij wat leraren willen. Dat blijkt uit ons onderzoek. Tegelijkertijd blijft aandacht voor onder meer goed werkgeverschap nodig om het nog altijd oplopende lerarentekort enigszins het hoofd te kunnen bieden.

Getroffen maatregelen
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Zo ontvangen leraren in het Amsterdamse basisonderwijs een extra toelage bovenop het salaris. Daarnaast zijn er onder meer maatregelen genomen op het terrein van huisvesting en mobiliteit. Leraren krijgen bijvoorbeeld voorrang op een huurwoning en bij de aanvraag van een parkeervergunning.

Goede aansluiting
In opdracht van de gemeente en de besturen brachten wij aspecten in kaart die er volgens het onderwijspersoneel toe doen bij de keuze voor een baan in het Amsterdamse basisonderwijs én wat voor zittend personeel redenen zijn om een baan elders te zoeken. Er zijn verschillende dingen die je volgens het veld kunt doen om het lerarentekort aan te pakken: goed werkgeverschap, de aanpak van problemen rond huisvesting en mobiliteit, een betere beloning, en meer maatwerk in de opleidingen. De maatregelen die de gemeente Amsterdam en Amsterdamse schoolbesturen treffen om het lerarentekort in de gemeente terug te dringen sluiten hier goed bij aan, zo blijkt uit ons onderzoek.

Meer weten? In ons uitgebreide eindrapport kun je alle resultaten en bevindingen terugvinden. Voor specifieke vragen over het onderzoek kun je terecht bij Jacob.

Professionalisering financiële administratie kinderopvang

Kinderopvangorganisaties zijn sinds 1 januari 2022 verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij Toeslagen. Ook is er een stelselwijziging aangekondigd waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen hebben wij onderzocht wat de huidige staat van de kinderopvangsector is op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.

Per 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en eventueel onterecht ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is ook een stelselwijziging aangekondigd, waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen heeft het ministerie van SZW meer behoefte aan inzicht in de huidige staat van de kinderopvangsector op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.

Wij hebben voor dit onderzoek gekeken naar de manier waarop kinderopvangorganisaties de financiële administratie uitvoeren en hoe zij de maandelijkse gegevenslevering uitvoeren en beoordelen. Ook hebben we in kaart gebracht van welke softwarepakketten kinderopvangorganisaties gebruik maken, waarin we onderscheid maken tussen een softwarepakket dat specifiek is ontwikkeld voor de kinderopvang en een algemeen boekhoudkundig softwarepakket. Ten slotte zijn initiatieven ter ondersteuning voor de uitvoering van de financiële administratie binnen en buiten de kinderopvang geïnventariseerd, en welke ondersteuningsbehoeften kinderopvangorganisaties hebben.

Conclusies

Het overgrote deel van de kinderopvangorganisaties is in staat om de bedrijfsvoering en financiële administratie op een goede manier uit te voeren. Met name grotere organisaties, die vaker een softwarepakket hebben aangeschaft voor de uitvoering van de financiële administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst. Kinderopvangorganisaties die knelpunten ervaren in het uitvoeren van de financiële administratie zijn met name kleinere kinderopvangorganisaties, zonder een softwaresysteem en/of zonder financieel-administratief medewerker in dienst. In kleinere organisaties wordt de financiële administratie vaker door een directeur of leidinggevende uitgevoerd, die zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Kinderopvangorganisaties met deze mate van professionalisering hebben ook vaker moeite met de maandelijkse gegevenslevering, door een gebrek aan tijd of omdat het geen prioriteit heeft.

Aanbevelingen en beleidsopties

Uit het onderzoek komen de volgende aanbevelingen naar voren om kinderopvangorganisaties te ondersteunen:
• creëer één centrale plek waar alle actuele informatie rond verplichte administraties overzichtelijk te vinden is;
• ontwikkel een e-learning over de regelgeving rond de financiële administratie;
• maak de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk;
• ondersteun kinderopvangorganisaties bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders;
• faciliteer kinderopvangorganisaties om van elkaar te leren.

Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van een softwarepakket ondersteuning kan bieden aan kinderopvangorganisaties voor de uitvoering van de financiële administratie. De volgende beleidsopties ter bevordering van het softwaregebruik in de sector kunnen verkend worden:
• een subsidie voor het gebruik van een softwarepakket;
• het verplichtstellen van het gebruik van een softwarepakket;
• het ontwikkelen van een basistool voor het bijhouden van de verplichte administraties.

Evaluatie klantbeleving minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg

Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen. In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we een klantbelevingsonderzoek uit als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022.

Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen, zoals bijzondere bijstand, Ooievaarspas en collectieve zorgverzekering. De uitvoering hiervan wordt gedaan door de inkomensconsulenten van de gemeente Leidschendam-Voorburg, en in de toeleiding wordt samengewerkt met verschillende maatschappelijke partners.

Het onderzoek

De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ons gevraagd om een klantbelevingsonderzoek onder minimahuishoudens uit te voeren als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022. Het onderzoek moet inzicht bieden in de ervaringen van huishoudens die gebruikmaken van de minimaregelingen in Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar.

Klantreisbenadering

Om het perspectief van de huishoudens in kaart te brengen houden we narratieve interviews en ontwikkelen we aan de hand daarvan klantreizen. Deze klantreizen laten zien welke relevante gebeurtenissen zich voordeden, wie daarin een belangrijke rol speelden en hoe de huishoudens de interactie met professionals hebben ervaren. Het perspectief van de minimahuishoudens is belangrijke input om het nieuwe minimabeleid effectief in te kunnen richten.

Verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie in het domein van Werk en Inkomen

Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming?. Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.

Meerdere wettelijke kaders in het domein van Werk en Inkomen verplichten uitvoeringsorganisaties om cliënten in beleidsontwikkeling te laten participeren. Tegelijkertijd is het nu onduidelijk welke doelen de wetgever beoogt, wat organisaties onder cliëntenparticipatie verstaan, hoe zij daar invulling aan geven en welke beelden en verwachtingen andere betrokken hebben. Wij brengen in kaart hoe uitvoeringsorganisaties zoals UWV, SVB, gemeenten, het COA en DUO nu met cliëntenparticipatie omgaan. Ook gaan we met cliënten zelf in gesprek over de manier waarop zij denken dat cliënten bij beleid betrokken zouden moeten worden.

Het onderzoek komt op een interessant moment. Waar er kort voor en na de decentralisaties in onderzoek veel aandacht was voor cliëntenparticipatie, is deze aandacht de laatste jaren minder geworden. De resultaten van het onderzoek worden eind 2023 openbaar gemaakt.